Wezenlijke Ontmoeting in de woorden van Martin Buber (1)

Natuurfilosoof een meervoudig hoogleraar Matthijs Schouten was de eerste die me wees op het werk van Martin Buber. Ik vertelde hem in het najaar van 2017 over mijn plannen met Wezenlijke Ontmoeting en dan noemde hij dit als verplichte literatuur. Ik kocht spoorslags Bubers sleutelwerk Ich und Du – wel in het Nederlands.

Het boek begint vrij eenvoudig en begrijpelijk. Over het verschil of je iets of iemand beschouwt als jij ontmoet. Of als een het. Iets waarvan je afgescheiden bent. Waar je van alles over kunt zeggen, maar wat zelfs met de meest gedetailleerde beschrijving iets blijft waarmee je je niet kunt verbinden. Dat je niet in wezen kunt ontmoeten tot je je dat doet in de verhouding van ik staat tot jij: de ander of het andere als wezen dat gelijk is aan jezelf, ook al betreft het een boom of steen.

Het stukje dat ik voor deze blogpost citeer, staat verderop in het boek. Het is niet eenvoudig om te lezen, of om je plaats in te bepalen. Maar daarom des te mooier om eens in de zoveel tijd te ontmoeten.

“In de Het-wereld heerst onbeperkt de oorzakelijkheid. Ieder zintuiglijk waarneembaar fysiek, maar evenzeer ieder in de zelfervaring aanwezig of gevonden psychisch proces kan met niet anders dan voor veroorzaakt en veroorzakend houden. Ook de processen die men een doelmatig karakter mag toekennen als bestanddelen van het continuum van de Het-wereld, zijn daarvan niet uitgezonderd: de Het-wereld verdraagt wel een teleologie, maar slechts als de keerzijde die in een deel van de causaliteit is ingeweven en aan de samenhangende volledigheid van het geheel geen afbreuk doet.

Het onbeperkte heersen van de oorzakelijkheid in de Het-wereld, dat voor het wetenschappelijke ordenen van fundamenteel belang is, drukt niet op de mens die niet tot de Het-wereld is beperkt, maar steeds weer daaruit mag weggaan naar de wereld van de relatie. Hier staan Ik en Jij vrij tegenover elkaar, in een wisselwerking die in geen oorzakelijkheid is gekleurd; hier wordt aan de mensen de vrijheid van zijn wezen en die van het wezen gewaarborgd. Alleen wie de relatie kent en van de tegenwoordigheid van het Jij weet, is in staat een beslissing te nemen. Wie een beslissing neemt, is vrij, omdat hij voor het aangezicht is getreden.

De vlammende materie van al mijn kunnen-willen bruist onstuimig, alles wat voor mij mogelijk is, cirkelt voorwereldlijk om mij heen, verstrengeld en als het ware niet te splitsen, de lokkende blikken van de potenties flikkeren aan alle kanten, het als verzoeking en ik in een oogwenk geworden, beide handen in het vuur, diep daarin, waar die ene zich verbergt, die mij bedoelt, mijn daad, gegrepen: Nu! En dan is de dreiging van de afgrond reeds bezworen, het krachteloos vele speelt niet meer in de glinstering van zijn identieke pretenties, maar er zijn er nog slechts twee, naast elkaar, het andere en het ene, de waan en de opdracht.

Dan echter begint de verwerkelijking in mij. Want het zou geen beslissing betekenen wanneer ik het ene deed en het andere liet liggen, gelijk een uitgedoofde massa die mijn ziel laag na laag laat verslakken. Alleen wie de gehele kracht van het andere in het doen van het ene binnenstuurt, wie het gekozene verwerkelijkt en de onverminderde hartstocht van het niet-gekozene laat meedoen, alleen “wie God dient met zijn kwade drift” neemt een beslissing, beslist over het geschieden. Wanneer men dit begrepen heeft, dat weet men eveneens dat men precies dit het rechtvaardige moet noemen, dat wat gericht is, waarop iemand zich richt  en waartoe hij beslist; wanneer er een duivel bestond, dan was het niet degene die een beslissing tegen God zou nemen, maar degene die tot in der eeuwigheid geen beslissing zou nemen.

Oorzakelijkheid drukt niet op de mens, voor wie vrijheid is gewaarborgd. Hij weet dat zijn sterfelijk leven naar zijn wezen tussen Jij en Het zweeft, en hij bespeurt de zin ervan. Het is hem voldoende de drempel van het heiligdom, waarin hij toch niet zou kunnen blijven, steeds weer te mogen tevreden. Ja, het feit dat hij het heiligdom steeds weer moet verlaten, hoort voor hem nauw bij de zin en de bestemming van dit leven. daar, op de drempel, ontvlamt in hem steeds nieuw het antwoord, de geest; hier, in het onheilige en behoeftige land, moet de vonk worden waargemaakt. Wat hier noodzakelijkheid heet, kan hem niet afschrikken, want hij heeft daar de ware noodzakelijkheid leren kennen, het lot.

Lot en vrijheid zijn met elkaar verloofd. Alleen hij die de vrijheid verwerkelijkt, ontmoet het lot. Dat ik de daad die mij bedoelde, ontdekte, daarin, in die bewegingen van mijn vrijheid, openbaart het geheim zich aan mij, ook dat ik de daad niet zo kan volbrengen als ik bedoelde, ook in die weerstand, openbaart het geheim zich aan mij. Wie het veroorzaakt-zijn vergeet en vanuit de diepte een beslissing neemt, wie have en goed aflegt en naakt voor het aangezicht treedt: hem, deze vrije mens, ziet het lot tegemoet als het evenbeeld van zijn vrijheid. Het is niet zijn grens, maar zijn heelwording. Vrijheid en lot omhelzen elkaar tot de zin van het leven: in de zin kijkt het lot met de zojuist nog strenge ogen vol licht als de genade zelf.

Nee, op de mens, die met de vonk in de Het-wereld terugkeert, drukt niet de oorzakelijke noodzakelijkheid. Vanuit de mannen-van-de-geest stroomt in tijden van gezond leven het vertrouwen naar het gehele volk: alle mensen, ook de saaiste, hebben van nature, driftmatig, schemerig of op welke wijze dan ook, de ontmoeting, de tegenwoordigheid ondervonden: allen hebben waar dan ook het Jij bespeurd: nu betekent de geest voor hen de waarborg.”

NEW HORIZON #4895, 22.07.2012 - 23h00

NEW HORIZON #4895, 23.07.2012 – 23h00

 

 

Over Bruno van den Elshout

Kunstenaar
Dit bericht werd geplaatst in Nieuws, Ontmoetingen, wezenlijke ontmoeting en getagged met , , , , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

Een reactie op Wezenlijke Ontmoeting in de woorden van Martin Buber (1)

  1. leegschrift zegt:

    Martin Buber is heel goed. Ik vond zelf de chassidische vertellingen erg goed.

Plaats een reactie